Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want Gij zult hen zetten tot een [16]wit; met Uw [17]pezen zult Gij het op hun aangezicht toeleggen. 16. Hebr. schouder, of dijk; dat is, een opgehoogde of uitstekende plaats, waarop Gij, als op een doelwit, zult mikken, om hen recht in het aangezicht te treffen. 17. Hebr. koorden; dat is, de pees van den boog. Versta, de pijlen op uwen boog toerichten.